Paragrafen

2: Financiering

In deze paragraaf beschrijven we de uitvoering van de gemeentelijke financieringsfunctie. De financieringsfunctie zorgt ervoor dat voldoende geld beschikbaar is zodat aan alle financiële verplichtingen kan worden voldaan. Hiervoor worden kortlopende en langlopende leningen aangetrokken. Onder de financieringsfunctie valt ook het verstrekken van leningen en garanties en het beheersen van financiële risico’s.

Wet en regelgeving
De kaders voor financiering staan vooral in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof) en de Gemeentewet. In de Wet financiering decentrale overheden staan de regels voor het financieringsbeleid voor decentrale overheden. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat we bedachtzaam om moeten gaan met publieke middelen. Risicobeheersing is van groot belang. Het beheersen van renterisico’s gebeurt enerzijds door het toepassen van de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Daarnaast zorgen wij ervoor, bij het uitzetten van liquide middelen, dat we voldoen aan een aantal eisen op gebied van treasury.
Het verstrekken van leningen evenals het verlenen van garanties en borgstellingen is alleen toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. Voor het overige dienen liquide middelen in ‘s Rijks schatkist (verplicht schatkistbankieren) aangehouden te worden.
In de Wet houdbare overheidsfinanciën zijn de Europese normen verankerd voor de hoogte van de overheidsschuld en de jaarlijkse groei van de overheidsschuld. Die normen raken ook gemeenten, omdat de gemeenteschulden en financieringstekorten van gemeenten meetellen in de overheidsschuld van Nederland. Alle gemeenten samen krijgen een plafond voor het totale EMU-tekort van gemeenten in een jaar.

Beleid
Treasury heeft als doel om een optimaal resultaat te bereiken tussen rentelasten en rentebaten, rekening houdend met de risico’s. De uitvoering van treasury wordt wettelijk geregeld in de wet Financiering Decentrale Overheden (Wet fido).
Het beleid voor de treasuryfunctie van de gemeente Scherpenzeel is vastgelegd in het treasurystatuut, dat in 2023 wordt herzien.
We berekenen geen rentevergoeding over het eigen vermogen en voorzieningen en belasten deze dus ook niet door aan de taakvelden.

Renteschema
In de notitie Rente 2017 van de commissie BBV wordt ingegaan op de verwerking van de rentelasten en –baten in de begroting en de jaarstukken. Het doel van deze notitie is het bevorderen van een eenduidige en transparante wijze waarop gemeenten de (verwachte) rentelasten en –baten opnemen in de begroting en de jaarstukken.
Onderstaand schema geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat en de wijze waarop de rente wordt toegerekend aan grondexploitaties.

Renteschema

Rekening 2023

a. De externe rentelasten over de korte en lange financiering +/+ €

80.372

b. De externe rentebaten over de korte en lange financiering -/- €

-14.881

Saldo externe rentelasten en rentebaten

65.491

c1. Doorberekende rente aan de grondexploitatie -/- €

4.267

c2. Doorberekende rente van projectfinanciering aan taakvelden -/- €

0

c3. De rentebaat van doorverstrekte leningen +/+ €

0

Aan taakvelden toe te rekenen externe rente

4.267

d1. Rente over eigen vermogen +/+ €

0

d2. Rente over voorzieningen +/+ €

0

Aan taakvelden toe te rekenen interne rente

0

Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente

69.758

e. De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) -/- €

0

f. Renteresultaat op het taakveld Treasury

69.758

Leningenportefeuille
Het verloop van de leningenportefeuille in 2023 ziet er als volgt uit:

Leningenportefeuile

31-12-2023

31-12-2022

Stand 1 januari

11.020.543

6.020.543

Nieuw

6.000.000

5.000.000

Aflossing

-6.520.543

0

Stand 31 december

10.500.000

11.020.543

Kortlopende financiering: kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet stelt een limiet aan het renterisico op korte termijn financiering. Vooral voor kortlopende financiering kan het renterisico groot zijn. Wijzigingen in de korte rente hebben direct invloed op de rentelasten.

Wij mogen in totaal niet meer dan 8,5% van de begrotingsomvang (totale lasten) aan leningen van korter dan 1 jaar hebben. Hieronder vallen dus de rekening-courant bij de BNG (rood staan) en de aangetrokken kasgeldleningen. Dit maximum is wettelijk vastgelegd in de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden. In onderstaande tabel is de toegestane kasgeldlimiet berekend.

Bedragen x € 1.000

Liquiditeitspositie t.o.v. kasgeldlimiet

Realisatie 2022

Begroting 2023

Realisatie 2023

Netto vlottende schuld

Vlottende schulden

1.355

2.734

4.378

Vlottende middelen

2.890

515

3.520

Netto vlottende schuld (+) of overschot middelen (-)

-1.535

2.219

858

Toegestane kasgeldlimiet

Begrotingstotaal

28.823

26.247

29.748

Kasgeldlimiet (in % van de grondslag)

8,5%

8,5%

8,5%

Minimum bedrag

300

300

300

Toegestane kasgeldlimiet

2.450

2.231

2.529

Toets kasgeldlimiet

Ruimte onder kasgeldlimiet

3.985

12

1.670

Overschrijding van de kasgeldlimiet

Langlopende financiering: renterisicobeheersing
Om te voorkomen dat er jaarlijks grote wijzigingen zijn in de rentelasten, schrijft de Wet financiering decentrale overheden de renterisiconorm voor. De jaarlijkse aflossingen en wijzigingen in de rente (bijvoorbeeld bij een rentevastperiode) mogen niet meer dan 20% van het begrotingstotaal zijn.

De renterisiconorm voor het jaar 2023 bedroeg € 5.907.000.

EMU-saldo
Het EMU-saldo is in 1992 door de Economische en Monetaire Unie ingevoerd om vergelijkingen tussen de verschillende eurolanden mogelijk te maken. Het EMU-saldo (ook wel begrotingssaldo genoemd) is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. Volgens de regels van de EMU, zoals vastgelegd in het Verdrag van Maastricht, mag het vorderingentekort (het EMU-saldo) van een land niet hoger zijn dan 3% van het bruto binnenlands product. Hiermee wil men de economische sterkte van de eurolanden behouden. Het EMU-saldo wordt dus vooral op landelijk niveau gebruikt.   
De gemeente is een decentrale overheid. In het Besluit Begroting en Verantwoording is de verplichting vastgesteld dat de gemeenten in hun begroting ramingen van het EMU-saldo dienen te verstrekken. Het EMU-saldo is voor de individuele gemeente echter geen sturingsvariabele. Dat komt omdat bij het EMU-saldo wordt gekeken naar het saldo van de begroting volgens het kasstelsel, naar welke geldstromen er in een jaar binnen komen en welke er uitgaan. De gemeente werkt echter met een baten-lasten stelsel, waarbij gestuurd wordt op een structureel sluitende (meerjaren)begroting. Door het verschil in gehanteerde stelsel kan het voorkomen dat bij een sluitende begroting, een gemeente toch een negatief EMU-saldo heeft.   
Investeringen en uitgaven die worden gedekt uit reserves tellen bijvoorbeeld niet mee in de uitkomst in het baten-lastenstelsel, maar tellen wel door in het EMU-saldo.

EMU-saldo

Realisatie

Begroting

Realisatie

2022

2023

2023

1.

(+)

Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c).

-741

-1.219

-1.674

2.

(-)

Mutatie (im)materiële vaste activa

1.624

2.970

1.326

3.

(+)

Mutatie voorzieningen

180

360

-485

4.

(-)

Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie)

9.160

775

-155

5.

(-)

Verwachte boekwinst bij verkoop effecten en (im)materiële vaste activa

0

0

0

Berekend EMU-saldo

-11.345

-4.604

-3.330

EMU-saldo referentiewaarde

Realisatie

Begroting

Realisatie

2022

2023

2023

EMU-saldo volgens berekening

-11.345

-4.604

-3.330

EMU-saldo referentiewaarde

-975

-975

-975

EMU-saldo blijft onder referentiewaarde

EMU-saldo overschrijdt referentiewaarde

-10.370

-3.629

-2.355

Deze pagina is gebouwd op 08/20/2024 14:14:29 met de export van 08/20/2024 14:07:26